(function(w,d,s,l,i){w[l]=w[l]||[];w[l].push({'gtm.start': new Date().getTime(),event:'gtm.js'});var f=d.getElementsByTagName(s)[0], j=d.createElement(s),dl=l!='dataLayer'?'&l='+l:'';j.async=true;j.src= 'https://www.googletagmanager.com/gtm.js?id='+i+dl;f.parentNode.insertBefore(j,f); })(window,document,'script','dataLayer','GTM-NN6VMBC');

31-01-2019

De eerste stappen naar duurzame gebouwen - artikel 3

Ad van Bokhoven, specialist duurzame technieken bij KWA Bedrijfsadviseurs, schrijft iedere maand een artikel over duurzame technieken en de energietransitie. Hierin komen de stappen aan bod om gebouwen duurzaam te verwarmen en/of te koelen.

In mijn tweede artikel beschreef ik welke duurzame energiebronnen er zijn op aarde. Dit artikel gaat in op de eigenschappen van onze bestaande gebouwen en de stappen die u zelf kunt zetten. In veel gevallen is het namelijk zo dat onze bestaande gebouwen (nog) niet voldoen om volledig over te kunnen stappen op de huidige beschikbare duurzame technieken. Of een gebouw direct kan overstappen, hangt af van verschillende factoren.

Verschillende gebouwen

Er is een diversiteit aan gebouwen, met verschillen in eigenschappen ten aanzien van het gebruik, energiebehoefte, thermische schil en type afgiftesysteem voor warmtelevering. In tabel 1 is als voorbeeld een overzicht opgenomen van verschillende eindgebruikers in het midden- en kleinbedrijf, met bijbehorende typerende kenmerken. Ten aanzien van het gemiddelde gebruikersoppervlak, benodigd verwarmingsvermogen, de gemiddelde warmte- en koudevraag en de behoefte aan warm tapwater.
 
Klik hier voor tabel 1: Verdeling van diverse eindgebruikers binnen het MKB met gemiddelde waarden voor gebruikersoppervlak, totale warmtevraag, koudevraag en percentage benodigde energie voor warmtapwater.


Tabel 1 is overgenomen uit het rapport ‘Toepassingsmogelijkheden duurzame proposities in de bestaande gebouwde omgeving. Een onderbouwing van de Technologiematrix’, dat is opgesteld in opdracht van RVO en gepubliceerd op 29 juni 2018 door KWA Bedrijfsadviseurs, met auteur Ad van Bokhoven (ikzelf dus).

De totale warmtevraag in tabel 1 is grotendeels gebaseerd op de studie “Ontwikkeling energiekentallen utiliteitsgebouwen”, uitgevoerd door ECN in 2016. In dit onderzoek is door ECN, op basis van het gemeten gasverbruik, bepaald wat het gasverbruik is geweest per vierkante meter gebruikersoppervlak. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende gebouwtypen op basis van het gebruikersoppervlak en de bouwperiode.

In tabel 2 is een voorbeeld van deze indeling opgenomen voor de gebruikersfunctie kantoor.

Klik hier voor tabel 2: Voorbeeld indeling typisch gasverbruik per vierkante meter gebruikersoppervlak en bijbehorende warmtevraag.

Opvallend aan tabel 2 is dat, naarmate het gebruikersoppervlak van een kantoor toeneemt, er minder kuub gas nodig is om het gebouw te voorzien van warmte, maar dat de totale warmtevraag en het benodigd vermogen uiteraard wel een stuk hoger ligt.

Eerste verklaring verschillende gebouwen

Verschillen in eigenschappen tussen gebouwen uit een andere bouwperiode, kunnen grotendeels worden verklaard door wijzigingen in het Bouw Besluit. In de loop der tijd is er steeds meer aandacht gekomen voor het nut en de noodzaak om de thermische schil (= het oppervlak dat in contact staat met de omgeving, zoals dak, buitenmuur en vloer) te verbeteren. Een verbeterde thermische schil leidt, onder andere, tot een kleiner benodigd vermogen van de warmteopwekker, een lagere benodigde afgiftetemperatuur en daarmee minder energieverbruik om het gebouw behaaglijk te verwarmen.
 

Eerste stap in energietransitie

Het is dan ook niet voor niets dat, in het kader van de energietransitie, als eerste stap isoleren wordt genoemd. Hoe beter onze gebouwen zijn geïsoleerd, hoe lager het energieverbruik en hoe lager het benodigde vermogen. En daarmee uiteindelijk ook, hoe minder de benodigde investering en dus hoe kleiner de overstap wordt naar de toepassing van een duurzame techniek.

Tweede verklaring voor verschillende gebouwen

Ook zijn er in de loop van de tijd diverse ontwikkelingen geweest in de installatietechniek, met name ten aanzien van de afgiftesystemen. Er kan onderscheid worden gemaakt in laagtemperatuur afgiftesystemen, zoals luchtbehandelingskasten, vloerverwarming, wandverwarming, inductie-units, klimaatplafonds, etc. En hoogtemperatuur afgiftesystemen, zoals de traditionele radiatoren, hogetemperatuurconventoren, etc. Doordat laagtemperatuur afgiftesystemen leiden tot een lager energieverbruik, is in de afgelopen jaren een deel van onze bestaande gebouwen geheel of gedeeltelijk voorzien van een laagtemperatuur afgiftesysteem.

Tweede stap in energietransitie

De tweede stap om te komen tot een duurzaam gebouw, is maximaal gebruik te maken van energie uit duurzame bronnen, zoals wind-, water-, bodem en uiteraard zonne-energie (zie mijn tweede artikel voor de beschikbare duurzame bronnen op aarde). Het probleem is echter dat de beschikbare duurzame bronnen niet overal en continu beschikbaar zijn, waardoor ze vaak niet op de juiste momenten de gevraagde hoeveelheid energie leveren. Het opslaan van duurzame energie is dan ook een belangrijke uitdaging binnen de energietransitie. Ook de beschikbare duurzame technieken maken vaak gebruik van maar één specifieke duurzame bron. Zo kan een windmolen bijvoorbeeld enkel duurzame elektriciteit opwekken als het waait en een zonnepaneel enkel wanneer de zon schijnt. Wanneer er geen elektriciteitsvraag is, op het moment dat de zon schijnt en het zonnepaneel elektra levert, wordt deze helaas niet benut en gaat het verloren.

Gelukkig zijn er al wel technieken, die duurzame energie tijdelijk kunnen opslaan en weer kunnen benutten op de momenten dat de benodigde energievraag zich voordoet. Een goed voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een open bodemenergiesysteem. In de zomer wordt een gebouw gekoeld met grondwater, hierdoor warmt dit grondwater op, voordat het weer de grond in wordt geïnfiltreerd. In de bodem blijft een groot deel van dit opgewarmde grondwater nog een geruime tijd warm, waardoor deze warmte in de winter weer kan worden benut voor gebouwverwarming, in combinatie met een warmtepomp.

Derde stap in energietransitie

De derde en laatste stap is zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoefte te voorzien. Gebruik zoveel mogelijk energiezuinige apparatuur, zoals ledverlichting in plaats van een halogeen lamp. En doe deze uiteraard ook weer uit, zodra je de ruimte verlaat. Met andere woorden: leer jezelf energiebewust gedrag aan.

Zelf stappen zetten?

Tot slot. Wilt u zelf stappen zetten om uw gebouw te verduurzamen? Breng dan de eigenschappen van uw gebouw in beeld, die in deze PDF staan. In de hierop volgende artikelen neem ik namelijk iedere keer een andere beschikbare duurzame techniek onder de loep. Hierbij geef ik aan, aan welke eigenschappen uw pand moet voldoen om deze techniek toe te kunnen passen.

Met behulp van uw opgestelde lijst met eigenschappen van uw gebouw, beoordeelt u zelf of een bepaalde duurzame techniek direct kan worden toegepast in uw gebouw of dat u nog aanpassingen moet doen.

NB Heeft u hulp nodig hebben bij het invullen? Op internet is veel informatie te vinden. Een handige pagina is er eentje van RVO voor maatschappelijk vastgoed en of voor commercieel vastgoed. En nog een voor woningen.

Bekijk ook:
Isolatiescan eye-opener voor Cono Kaasmakers

Zo duurzaam mogelijk kaas produceren. 

Geschreven door
Ad van Bokhoven
Geohydrologie en bodemenergie

Tel.: 0334221360

E-mail: avb@kwa.nl

Volgend bericht

11-02-2019

Bedrijfsnoodorganisatie

Elk (industrieel) bedrijf moet op basis van de Arbowet en volgens de Brzo-wetgeving, ook de fysieke ...

Vorig bericht
Gerelateerde dienst
Bodemenergie en aquathermie

Bodemenergie en aquathermie zijn een duurzame methode voor koude- en warmtevoorziening van gebouwen en woonwijken. Voora...