Uw bedrijf moet invulling geven aan verschillende onderdelen van het explosieveiligheidsbeleid. Dit om te voldoen aan he...
11-01-2021
19-11-2020
De FNLI is de brancheorganisatie voor de levensmiddelenindustrie in Nederland. Directeur van de FNLI (tot 1 oktober) en medevoorzitter 6e cluster Marian Geluk vertelt over de inspanningen van de FNLI en het zogeheten 6e cluster rondom het Klimaatakkoord. De FNLI onderschrijft de CO2-reductiedoelstellingen van het Klimaatakkoord volledig én heeft de juiste randvoorwaarden nodig om die ambitie te realiseren: een effectief overheidsbeleid en een uitstekende infrastructuur. De klimaatopgave is de grootste uitdaging voor de komende jaren waar de sector voor staat.
Eerst wat achtergrondinformatie: in 2016 zaten bedrijven in Nederland aan de Klimaattafels. Daarin werd gesproken over CO2-reductie en verduurzaming. Vooral de industriële bedrijven met de hoogste CO2-uitstoot namen het voortouw. Tijd voor de ‘kleintjes’ (relatief dan) om op te staan. Door die contacten aan de Klimaattafels ontstond het 6e cluster. Waarom het 6e? Omdat de grootste industriële uitstoters in Nederland grofweg in 5 regionale clusters/regio’s zijn verdeeld (zie illustratie). De ‘kleinere’ bedrijven zijn verspreid door heel Nederland. Het 6e cluster bestaat uit 9 verschillende sectoren, onder andere de levensmiddelenindustrie, papier- en kartonindustrie, keramische industrie, afvalverwerkers en datacenters.
De ambitieuze plannen voor verduurzaming zijn door het 6e cluster vastgelegd in het industriële koplopersprogramma. De achterban van de FNLI bestaat uit verschillende sectoren die veel verschillende producten maakt. Ondanks deze diversiteit zijn er een aantal kansrijke transitiemogelijkheden binnen de categorieën reductie van de warmtevraag tot 150°C, elektrificatie, procesefficiency en duurzame energieopwekking voor CO2-reductie.
“De spreiding over Nederland is meteen deel van de uitdaging voor het 6e cluster”, legt Marian Geluk uit. “Binnen de 5 industriële clusters is sprake van een hoge CO2-emissie door industriële bedrijven die dicht bij elkaar liggen. De industriële bedrijven in de regionale clusters zijn verantwoordelijk voor zo’n 70 procent van de totale CO2-uitstoot van de industrie in Nederland. Investeren in duurzame energiebronnen en noodzakelijke infrastructuur is dan relatief makkelijker.
Bedrijven in de levensmiddelenindustrie zijn verspreid over heel Nederland, soms bij kleine dorpen, en kunnen dus niet profiteren van de macht van het getal.”
Het is inmiddels bekend: alle bedrijven betalen de Opslag Duurzame Energie (ODE)-belasting. Uit die pot geld wordt CO2-reductie gefinancierd via de Stimulering Duurzame Energietransitie (SDE++). En die reductie was 40 procent in 2030 ten opzichte van 1990, maar vanuit de EU wordt inmiddels 55 procent genoemd. “Het probleem is nu dat kleine bedrijven aan de ene kant relatief meer betalen aan ODE en aan de andere kant minder kans maken op subsidie. Binnen de SDE++ concurreren projecten namelijk op kosteneffectiviteit. De basis van 8.000 draaiuren is voor veel bedrijven in de levensmiddelenindustrie niet realistisch.”
Hoe ziet haar ideale wereld eruit? “De vervuiler betaalt, daar zijn we het helemaal mee eens. Alleen, sommige vervuilers, die kleinere bedrijven dus, betalen relatief te veel en zien daar te weinig van terug. We willen een effectiever subsidiebeleid dat beter past bij onze type bedrijven. We zien een groot potentieel in energie besparen, in elektrificeren, warmtepompen en dergelijke. KWA helpt ons ook met technische adviezen daarin. Op maat dus, daar pleiten we voor.”
De toekomst van de voedingsmiddelenindustrie ligt in het verduurzamen: “Er zijn nogal wat uitdagingen die op ons afkomen, als ik kijk naar de FNLI. De stikstofcrisis, de CO2-reductie. De uitdaging is om het integraal te bekijken. Laten we niet vergeten, Nederland loopt voorop wat betreft verduurzaming van de industrie. Laten we dat zo houden.”
Emissiehandel of EU ETS (Emissions Trading Scheme) is een marktinstrument. De Europese Unie wil daarmee de uitstoot van ...